Freswael. Een begrip dat in 2 bronnen voorkomt; het Finnesburg Fragment, en het bekendere Beowulf.
Het verhaal gaat over een strijd waarvan we niet zeker weten (vanwege weinig bronnen) of deze echt heeft plaats gevonden, maar die wel is overgeleverd. Het verhaald over het gevecht tussen een Deense Koning en zijn Friese evenknie Finn Folcwalding, de eerste Koning der Friezen. Mind you, we hebben het het hier over begin 5e eeuw.
Waarom vertel ik dit? 1 van de manieren om inspiratie en motivatie op te doen, voor mij, is het zoeken naar verhalen in het heden en verleden die me op moeilijke momenten kracht kunnen geven. En moeilijke momenten kreeg ik plenty tijdens deze editie, mijn 7e, van de hele van Almere.
Freswael was een bloedbad. En toen ik in de weken voor de race de verhalen las, was het bloed wat ik in gedachten had niet de mijne, maar het lot besliste anders.
Even terug naar het begin. Of een begin. 2017 was een comeback jaar. Kijken wat mijn lichaam nog kon, en vooral of de geest nog sterker was dan het lichaam. Ik startte, met dank aan ducktape en tierips, in de Frysman, en ondanks dat ik op 1 minuut van de winst strandde, gaf de sub9 onder die omstandigheden hoop voor de toekomst. En wijdde ik een volle 8 weken aan de voorbereiding op Almere. Starten op het NK/EK, als Elite/Pro. Gezien de ervaringen rondom Almere ’14 een mooie verandering. Trots om in Oranje/Zwart te mogen starten. Ook al brengt het tijdig een bondspak krijgen de nodige stress met zich mee.
Fast forward naar de ochtend van de race. Stiekem ben ik eigenlijk best goed. En dan, zittend bij de auto, in de parkeergarage overvalt de stress me opeens. Trillende handjes. Brok in de keel. Cortisol tot achter mijn oren. Niet echt mijn stijl. Praat erover met Suzanne, en die merkt op dat het misschien komt omdat er nu eens niets mis is gegaan in de voorbereiding? En dat is wel een tijdje geleden…
Ik raap mezelf bijenkaar en begeef me naar de start. Het is fris en nat, en het water is niet bepaald warm. Omdat ik niet heb kunnen trainen met het pakje kies ik ervoor om het bovenstuk uit te doen. Keerzijde is dat ik dan met bloot bovenlijf in het wetsuit moet. Gelukkig krijg ik het nooit koud.
Dus wel.
Mijn nieuwe Zoot wetsuit is rondom de schouder/armen zo dun en soepel (mooi man, top of the line), dat het nauwelijks warm houdt. En dus voel ik mijn coretemperatuur langzaam dalen totdat ik parkeer. Weer gaat het mis bij het zwemmen. Ik moet laten gaan en kom alleen te zitten. Kan me enigszins herpakken door het ritme omhoog te gooien, maar de damage is done. Na 55 minuten teleurstellend uit het water.
Focus.
Een serieus korte wisselzone zorgt dat ik zomaar bij de balk sta. Ik zie geen hand voor ogen, en ik heb een kardinale fout gemaakt. “Never try something new on raceday”. I did. Mijn Tririg Bidonhouder voor achter het zadel zorgde ervoor dat de bidon net iets hoger/meer naar achter stond. En in de kou….. Bonk. Been tegen de bidon, 2 knietjes op de grond. Raap mezelf bij elkaar, spring erop, peddel weg. Tot aan de dijk is het voorzichtig, met de schrik nog wat in het lijf. 1e minuutje alweer kwijt. Daarna kom ik in mijn ritme, en eenmaal op de dijk kan het normale spel beginnen. Mijn start is wat minder vurig dan die van anderen, en al gauw bevind ik me in een groepje met de Dirk (Wijnalda),de Marijn (de Jonge) en een handvol Zuid-Europeanen, die ondanks het zijn van ervaren Pro’s, zich de stayerregels nog niet helemaal eigen hadden gemaakt. Ik fiets een tijdje op de laatste plek om te kijken wat voor vlees we in de kuip hebben. Maar eenmaal wind tegen gaat het tempo omlaag en krijg ik het weer koud. Dus ik pak de kop, voer het tempo op. Beter. Kort voordat we het bos induiken (70k) neemt Dirk weer over. Ik kijk over mijn schouder om te kijken of een niet nader te benoemen in het circuit bekende Portugese Pro strak in zijn wiel zou meegaan, of in de mijne zou blijven.
BOEM.
Slowmotion time. Ik klap op de grond, en blijf glijden terwijl ik de anderen die me passeren recht in de verschrikte gezichten kijk. Mijn voorwiel is weggegleden. Als ik de grond raak denk ik “het is over”, zo hard is de klap. Als ik stillig blijf ik even liggen. Diepe ademteug. Voelen. Pijn. Bloed. 2 verkeersregelaars lopen naar de me toe. Of ik iets warms wil en of ze een voertuig moeten bellen. Ik sta op en voel dat ik niets gebroken heb. Denk ik. Mijn stuur/remhendel waarop ik viel voelt minder solide.De rest van de fiets lijkt ok. Ik besluit door te peddelen richting coachpost. Daar verder overleggen.
Na 2 minuten stilstand peddel ik langzaam verder. In het bos blijf het bij uitfietstempo, maar eenmaal weer op asfalt gaat het tempo ongemerkt omhoog. Ik bloed als een rund uit mijn elleboog, op de pad/mijn knie. Gelukkig regent het, spoelt het wat weg. Ondertussen voelt de koude wind op mijn rug kouder dan voor mijn val. Er zitten een paar flinke gaten in het pak, die niet door Forte zijn bedacht.
Dan kom ik bij de coachpost.
Gedachte was: stoppen, overleggen met Suzanne, neigen naar uitstappen want alles doet allejezus veel pijn.
Realiteit was: stoppen, bidons worden in houders gedrukt, ik krijg een handvol gelletjes, en er wordt gevraagd hoe het met me gaat. Ik antwoord “slecht”, waarop ze “go go go” roept en me vooruit duwt.
God I love that woman.
Ik fiets maar door, haal zelfs atleten in. Mijn rechterbeen functioneert op 80%, maar dat is blijkbaar nog genoeg. Op de Oostvaardersdijk is de wind opgestoken. 50km/u voor ruim 30 kilometer. Om de paar minuten afgebroken omdat mijn rug/schouder/elleboog zodanig protesteren dat ik even rechtop moet zitten.
Mensen zijn gewoontedieren. Je ontwikkelt een gewoonte hoe je jouw stuur vastpakt, in welke volgorde van handen, en dus ook hoe je in je ligstuur gaat liggen. En op een bepaald moment denk ik even niet na. Daarvoor heb ik steeds heel bewust het stukke handvat niet vastgepakt, maar ik doe het nu zonder na te denken. Mijn volle gewicht komt erop, en de hendel breekt af. Ik maak een zwieper, eerst helemaal naar de rechterkant van de weg, en vervolgens de tegenovergestelde richting, op zoek naar *heilige Atheus laat me ajb niet weer vallen”. En dat lukt. Net aan. Dan staat het wel vast. Ik ga deze race finishen.
De 2e ronde gaat uiteindelijk nog best aardig. Het lijkt alsof ik zelfs nog harder heb gereden dan het pelotonnetje, want ik kom kort achter Dirk in parc ferme. 4.36 fietstijd, 4.34 beweegtijd.
Eenmaal aan de wandel doet mijn knie pijn. Veel pijn, van het kaliber “elke stap’. Van clubgenoot Jan van der Sleet die langs de kant stond, hoor ik dat die eerste ronde ik het meest “scheef” liep. Ik begin vol goede moed, maar een goede run is uit de kaarten, dat is wel duidelijk. Ik neem het rondje voor rondje, maar na de 3 rondes (21km) moet ik over op een run-walk strategie; periodiek wandelen om de druk van mijn knie af te halen.
Na 28km overleg ik met Suzanne. Begin toch te twijfelen of ik hier wel goed aan doe. Na een lange stilte (zo leek het tenminste) begin ik aan nog maar een rondje. Dat rondje wordt een overlegrondje. Overleggen met buddy Edo. Overleggen met bondscoach van Trigt. De laatste spreekt de Marinier aan, en maant me kleine stapjes te nemen. And so it goes. Worstel mezelf naar de finish. 8.47, 5e NK, 15e EK.
Een alinea die geen recht doet aan hoe diep ik heb moeten graven om door te gaan. Zo diep dat ik in de weken na de race leeg bleef. Geen goesting. Geen drive. Ironman-legende Chrissy Wellington vertelde ooit dat in haar laatste Ironman, waar ze na een valpartij zwaar gewond aan startte, maar toch won, simpelweg niks meer te geven had. Daar was ik ook bang voor.
Maar nu, medio februari, is er weer goesting. Live to fight another day.
Dank Runnersworld Groningen voor de sponsoring en ondersteuning. Dank Erik Gorter voor de support en het preppen van dn Velo. Die was op orde.
Bedankt aan iedereen die me over de finish heeft geholpen.
1 liefde. SAVR.